Door: WBDO 6-11-2024
In rechtspraak met betrekking tot ontslag waarbij mogelijk sprake is van discriminatie op basis van gezondheidstoestand, speelt het vermoeden van discriminatie een centrale rol. Dit vermoeden betekent dat de werknemer aannemelijk moet maken dat het ontslag mogelijk samenhangt met hun gezondheidstoestand, waarna de bewijslast verschuift naar de werkgever om aan te tonen dat dit niet de reden was voor het ontslag en dat er een objectieve rechtvaardiging is.
Europese en nationale kaders: In de Europese rechtspraak wordt gezondheidstoestand beschouwd als een onderdeel van non-discriminatiewetgeving, gebaseerd op onder andere het Handvest van de Grondrechten van de EU en het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap (CRPD). In België vallen deze zaken onder de Antidiscriminatiewet van 2007, die bescherming biedt tegen discriminatie op basis van gezondheidsgerelateerde kenmerken.
Recentelijke voorbeelden: Er zijn meerdere Belgische en Europese zaken waarin een werknemer op staande voet werd ontslagen na langdurig ziekteverlof, en waarbij het Hof van Cassatie of het Arbeidshof heeft geoordeeld dat, wanneer er een vermoeden van discriminatie bestaat, de werkgever verplicht is objectief te bewijzen dat het ontslag noodzakelijk was om andere redenen, zoals bedrijfseconomische omstandigheden. In gevallen waar dit bewijs niet voldoende is, kan het ontslag worden aangemerkt als discriminatoir, met als gevolg dat de werkgever schadevergoeding moet betalen aan de werknemer
Specifieke eisen aan werkgevers: Bij ontslag onder omstandigheden van gezondheidstoestand is het essentieel dat de werkgever zorgvuldig en transparant communiceert, alternatieven onderzoekt, en kan aantonen dat het ontslag niet gerelateerd is aan de gezondheidstoestand van de werknemer.
Bron: Sociare: Rechtspraak: Vermoeden van discriminatie op basis van gezondheidstoestand bij ontslag